1 Februari: Puerto Iguazú
De vlucht van Buenos Aires naar Iguazú is voor de tweede keer op rij uitgesteld naar een later tijdstip. I.p.v. half tien vliegen we nu pas om half twee. Dus wordt het uitslapen, uitgebreid ontbijten, internetten, nog een beetje in de buurt banjeren en ook nog koffie met taarten eten.
Tegen een uur of vier komen we in Puerto Iguazú aan. We hebben van tevoren geen hotel geregeld. Dat betekent dat we met rugzak en al op zoek moeten naar een onderkomen. Dat valt niet mee in deze verschrikkelijke hitte. Het is hier rond de zesendertig graden en ontzettend klam.
Na wat zoekwerk wordt het hosteria Los Helechos. Het hosteria ligt lekker centraal op honderdenvijftig meter van het busstation. Er zijn plenty eetgelegenheden in de directe omgeving. Dat is geen overbodige luxe, als je uit je airconditioned kamer komt dan stroomt binnen honderd meter het zweet al over je rug. We douchen wat, eten wat, douchen wat en vallen doodmoe in bed.
2 Februari: Carataras de Iguazú
Na een prima ontbijt lopen we de honderdvijftig meter naar de bushalte en zijn al kletsnat van het zweet als de bus drie minuten later vertrekt. De bus heeft geen airco maar arko (alle ramen kunnen open). De watervallen (cataratas) liggen in het Parque Nacional del Iguazú, twintig kilometer van het stadje Puerto Iguazú. Ze zijn de grootste van Zuid Amerika en zijn tot vijfenzeventig meter hoog. En ook dit is werelderfgoed. Het park ligt op het drielandenpunt van Argentinië, Brazilië en Paraguay. Wij gaan vandaag de Argentijnse kant bekijken.
Bij de entree is het vrij rustig, maar al gauw blijkt dat er nog enkele duizenden vandaag hetzelfde idee hadden. Een treintje, met een capaciteit van driehonderd mensen per rit, brengt je tot op een kilometer van de garganta del diablo (keel van de duivel). Omdat we een groep van slechts twee zijn mogen we voordringen en dat doen we dan ook graag! De weg naar de "keel" is over een ijzeren loopbrug van een kilometer die over de rivier de Iguazú is gemaakt.
In het begin lijkt het uitzicht nog op een rustig meertje.
Het geraas wordt steeds sterker en je ziet de nevel boven de bomen uitkomen. Dat beloofd wat! We gaan een hoek om en daar liggen de watervallen in hun volle glorie voor ons. Wow! Je snapt direct waarom dit de "keel" wordt genoemd.
Zoals gezegd zijn we niet de enigen. Door het opspattende water worden degenen die haantje de voorste zijn het aller natst.
Als je jezelf niet op de foto kunt zetten dan is er hulp. Mar kijkt liever de andere kant op.
Het is fantastisch. Je kunt blijven afdrukken.
Filmpje
In het park zijn meer dan honderd soorten vlinders. Die dartelen vrolijk om je heen en gaan overal op zitten, op je kleren, op je handen etc.
Dan zijn er nog die schattige honingbeertjes, Zuid Amerikaanse rode neusbeertjes. Ze zijn verre van schuw.
Naast de garganta zijn er nog twee circuits die in de buurt van de watervallen komen. De "superior", vanwaar je van bovenaf de watervallen kan bewonderen en de "inferior", die je in de gelegenheid stelt ze van onderaf te zien. We lopen de langste van de twee, de inferior en passeren onderweg de waterval genaamd Salto Álvar Núñez. Door de watermassa heen zien we een dubbele regenboog.
Onderweg zijn de oh's en ah's weer niet van de lucht. We zijn een van de weinigen die de tijd nemen om te gaan zitten kijken naar dit werelderfgoed. De meeste toeristen zijn alleen maar bezig elkaar voor de waterval te fotograferen.
Je kunt hier ook met een bootje door de waterval heen varen. Wij laten dit aan ons voorbijgaan, worden zo al nat genoeg.
Onderweg komen we ook nog deze zeventig centimeter grote zwart witte Argentijnse teju tegen in de bosjes. Lastig te fotograferen door de bladeren heen.
Als uitsmijter komen we bij zeer dicht bij de Salto Bossetti. Peet trekt zijn shirt uit en maakt in een nevel van water snel een foto.
We laten het hierbij voor vandaag. We zijn inmiddels een uur of zes in het park en snakken naar veel drinken en een ijskoude airco. Eerst weer de bus in en dan nog die dekselse honderdvijftig meter naar de lodge lopen...