15 Februari: Valle Fértil
Vandaag hebben we een kleine vijfhonderd kilometer voor de boeg naar San Agustín de Valle Fértil. Daarom zitten we al om acht uur aan het ontbijt en om half negen in de auto. Op het eerste stuk is de weg regelmatig gedeeltelijk weggespoeld. Eigenlijk meer een klusje voor een 4x4, maar de Chevvy gedraagt zich goed en ploegt zich er dapper doorheen. Hij wordt er wel erg smerig van...
Voor haar maken we speciaal een omweg van vijfentwintig kilometer. Voor wie?
Voor
Difunta Correa, de heilige van heel het Argentijnse volk. Tot misnoegen van
de kerk, die haar met stevige tegenzin tolereert, if you can't beat them...
Deolinda Correa, zoals ze eigenlijk heette, is gestorven in 1840. Ze was met
haar baby op weg naar haar zieke man. Onderweg is ze door gebrek aan water en
eten gestorven. Toen ze werd gevonden was ze al dagen dood, echter haar baby
hing nog aan de borst en heeft het overleefd. Tegen zo'n wonder kan niemand op,
ook de kerk niet.
Difunta (wijlen) Correa is begraven in Vallecito en dat is een waar bedevaartsoord geworden. Met Pasen komen vele duizenden bewonderaars haar eer betonen. Dat doen ze door haar water aan te bieden en huisjes voor haar te bouwen. Overigens zie je in heel Argentinië langs de kant van de weg kleine altaren voor haar. De grootste zijn in Vallecito. Het geeft heerlijke kermisbeelden.
Natuurlijk liggen er hier ook talloze beelden van hare heiligheid.
Op weg naar haar schrijn loopt een heuse via dolorosa waarover de gelovigen op de knieën naar boven kruipen.
Na de lunch gaan we snel weer verder, het is nog een eind. In deze regionen wemelt het van de Candelaria cactussen. Het is net of ze hun vinger opsteken.
We komen vrij laat aan in San Agustín en het is even zoeken naar de lodge die we op het oog hebben. Veel soeps is het niet, maar ze hebben plek en opgelucht laden we de koffers uit. Het dorp zelf is een slaperig gat waar niks te beleven valt. Na veel moeite zitten we om een uur of negen aan een hamburger en een fles warme malbec die rap in de ijsemmer plaats neemt tot hij een beetje drinkbaar is.
16 Februari: Ischigualasto
San Agustín is voor velen de basis om twee nationale parken te bezoeken, Ischigualasto en Talampaya. We gaan vroeg in de ochtend naar Ischigualasto. Ischigualasto is indiaans voor "land waar geen leven is". In dit park is vijfenveertig miljoen jaar geschiedenis bewaard gebleven. Werelderfgoed, dat beloofd wat. Bezoek aan het park kan alleen in een konvooi van auto's met een ranger voorop. Het hele circus duurt drieënhalf uur en je rijdt van bijzonderheid naar bijzonderheid. De eerste die je tegen komt is "valle de la luna", de maanvallei. Tevens de bijnaam van het park.
We stoppen bij veel bizar gevormde rotsen en stenen. Achtereenvolgens de sfinx, de ballenbak (perfect rond gesleten stenen), de onderzeeër en de champignon.
Het park staat bekend om de vele fossielen uit de Trias periode. Toen waren er al dinosaurussen maar nog niet zo groot als later in de Jura periode.
Sprinkhanen leven ook in dit verschroeiend hete klimaat.
Na de champignon vind de ranger het welletjes en zegt dat we naar de uitgang mogen rijden, zeventien stoffige kilometers verderop. We komen langs rood gebergte wat ons aan West Amerika doet denken.
Erg indrukwekkend allemaal. Gezien de hitte vinden het welletjes zo. We besluiten om Talampaya over te slaan en door te rijden naar Chilecito. Daar moeten we lang zoeken voordat we een onderkomen hebben. De naam lokt niet echt, El Caudillo. Gelukkig heeft het niks met generalissimo Franco te maken. Basic, maar we zijn weer onderdak.