11 januari: Huế
We stappen weer op ons brommertje op weg naar de Thien Mu pagode die buiten de stad ligt. De pagode is een van de belangrijkste van Vietnam en is vooral bekend geworden door de monnik Thích Quảng Đức. In 1963 reed hij met de auto naar Saigon, stapte daar uit en stak zichzelf vervolgens in brand uit protest tegen het regime van president Ngô Đình Diệm. Een paar maanden later werd de president bij een staatsgreep vermoord.
De auto staat op het terrein van de pagode als relikwie.
De pagode zelf staat in de steigers vanwege restauratie. In de buurt ervan treffen we deze bedelaar aan.
De pagode ligt aan de parfumrivier. Deze wordt druk bevaren door dit soort bootjes van binnenschippers. Deze vervoerd een lading zand.
In de middag gaan we naar de keizerlijke stad, ook wel de citadel genoemd. Dat was het verblijf van de oude keizers, met in de binnenring ervan de verboden purperen stad. Veel is er niet over van de verboden stad. De Amerikanen hebben tijdens het Tet offensief enorme hoeveelheden bommen op dit gebied gegooid omdat de Vietcong zich daar verschool. Deze bronzen ketel is een van de weinige overblijfselen.
Er zijn vele fraai vormgegeven poorten die toegang geven tot de citadel.
Net buiten de verboden stad is al een gedeelte gerestaureerd. Deze poort, met daarin een trommel is bijna klaar.
Voor elk van de keizers van de Nguyen dynastie die van 1802 tot 1945 over Vietnam heeft geheersd werd een bronzen urn gegoten. In het midden stata de urn van de stichter van de dynastie, Gia Long.
Dit monument is het hoogste van de citadel. Het is opgericht ter ere van "hen die hun leven hebben gegeven bij de bouw". Het boek vermeldt niet of dit vrijwillig was. In ieder geval waren er veel dwangarbeiders aan het werk en was hun leven in die tijd niet veel waard voor de almachtige keizers.