22 September: Kgalagadi Transfrontier Park
Voor we weggaan nemen we nog even een paar foto's in het ochtendlicht. Hieronder onze kamer en terras.
Ons uitzicht, de wijnvelden, met die leuke Jeep op de voorgrond waar de kinderen van de baas in scheuren. Ze kunnen net bij het gaspedaal, we schatten de oudste een jaar of acht. De kids liggen nu nog te slapen.
Van Kakamas is het één streep naar Upington, negentig kilometer oostwaarts. Onderweg zien we veel telefoonpalen met gigantische vogelnesten er in. De nesten zijn van wevers, een vogeltje ter grootte van een musje. Hele families wonen in deze nesten die soms wel één kubieke meter groot zijn.
Vanaf Upington draait de weg naar het noorden. Een kaarsrecht stuk van tweehonderd kilometer noordwaarts, waar het er behoorlijk droog en dor uit ziet. Dan kom je bij Andriesvale, het laatste stukje bewoonde wereld, nou ja, als je dit gat van een paar honderd zielen nog bewoonde wereld kan noemen.
Daarna houdt de luxe van asfalt voorlopig op. De bandenspanning laten we terugbrengen tot 1.6 bar. Vanaf hier wordt het hobbelen, stuiteren en stof happen. Het is nu nog vijftig kilometer naar het de ingang van het Kgalagadi Transfrontier Park. Bij de ingang ligt het kamp "Twee Rivieren", onze eerste overnachtingplaats. We doen een uur over het laatste stuk en onze Clio voelt zich niet echt prettig daarbij. Wij evenmin.
Een plattegrond van het park.
Eenmaal in het kamp aangekomen is het leed snel geleden. We hebben een fantastische family cottage met alles erop en eraan. We worden meteen begroet door de vaste bewoners, de Kaapse grondeekhoorns.
De namiddag besteden we al hobbelend in het park. We gaan naar een drinkput zo'n vijfendertig kilometer richting kamp Mata Mata. Natuurlijk is deze weg ook baggerslecht en is het erg stoffig hier. We zien een aantal wilde dieren zoals de blauwe gnoe,
een zadeljakhals,
een gemsbok,
een rooihartebeest
en een Botswanatrap. Wij noemen dit een korhaan.
Tenslotte op de weg naar het kamp nog een gewone pofadder.
Moe en voldaan gaan we terug naar het kamp. We moeten opschieten, het hek gaat om half zeven dicht. We drinken nog een "sundowner" en gaan voorlopig voor de laatste keer uit eten. Struisvogelbiefstuk, mjammie.
Morgen weer vroeg op, de wekker wordt gezet op half zes. Hoe vroeger je op pad gaat des te meer kans je hebt om wilde dieren te zien.