23 Januari: Ojochal
Vandaag rijden we dwars door en over de Cordillera naar de Pacifische kust. De Cordillera is de bergrug in het midden van het land die zich uitstrekt van noord naar zuid. Zo ongeveer als de Andes, maar dan minder hoog.
Eerst maar eens gezond en verantwoord ontbijten bij de genädige frau van de Orosi lodge. Echt een topontbijt met zelfgebakken brioches etc.
Vlak achter de lodge ligt het plaatselijke kerkhof tegen de bergwand aan geplakt. We zijn er nog niet aan toe, maar dit zou een mooie plek zijn om begraven te worden, ooit.
Het wolkendek is op deze dag opgetrokken en we hebben goed zicht op de vulkanen in de buurt. Het verst weg staat de Volcan Turialba.
In de middag komen we aan bij Ojachal en gaan we op zoek naar onderkomen voor de nacht. We hebben deze plaats uitgekozen omdat hij volgens de Lonely Planeet nog tamelijk ongerept moet zijn. NOT! Langzaam begint het tot ons door te dringen dat heel Costa Rica vergeven is van de, voornamelijk Amerikaanse, toeristen. Bij het massatoerisme hoort ook veel te dure accommodatie en het lijkt hier een nationale sport om buitenlanders een poot uit te draaien.
We bekijken wat hotels en komen tenslotte uit bij het Cristal Ballena. Prijzig, dat wel, maar het is dan ook een vier sterren hotel. Meer waar voor je geld dan bij menig andere lodge.
De kamers zijn giga groot, tweeënvijftig vierkante meter, met een knoert van een balkon. Dat balkon moeten we delen met deze tien centimeter grote sprinkhaan.
Vanaf ons balkon kijken we uit over de oceaan waar de zon voor zes uur al ondergaat.
Het dineren is hier ook geen straf en ze hebben een alleszins redelijke witte Chileen in huis. Opeens worden we opgeschrikt omdat Voldemort aan onze tafel verschijnt. Hij stelt zich voor als Waldemar, de hoogbejaarde Oostenrijkse eigenaar van dit hotel, en hij maakt met elke gast een gemütlich praatje.
24 Januari: Parque National Marino Ballena
We zitten niet ver van het Parque National Marino Ballena af en gaan vroeg in de ochtend daar naar toe. Daar aangekomen wordt het ons ineens allemaal wat duidelijker. Vijfentwintig procent van het land is Nationaal Park. Zo ongeveer het enige wat dat betekent is een hek er om heen, een slagboom, mannetje erachter en entree heffen. Als buitenlander mag je drie tot vijf maal zoveel betalen als een Costaricaan.
Dit park bestaat voornamelijk uit (prachtig) strand waar hele hordes locals met parasols en koelboxen gewapend in de rij staan om binnen te komen. Niet echt wat we in gedachten hadden...
Wel mooi hier, overigens...
Boven ons trekken ganzen over door de strakblauwe (en bloedhete) lucht.
We denken dat het ganzen zijn. Bij inzoomen komen we erachter wie hier nu werkelijk vliegen. De "meeuw" van Costa Rica, de bruine pelikaan.
Tegen een uur of elf wordt de hitte ons teveel. We zoeken de auto op, betalen vier dollar parkeergeld en gaan op zoek naar een restaurantje aan de vloedlijn. Omdat de meeste restaurantjes op de heuvelrug liggen is dat niet zo eenvoudig. Twintig kilometer verderop vinden we bij het plaatsje Costa Paraiso restaurant Por Que No? Ach, waarom niet hier aanleggen denk je dan.
We parkeren de auto voor de deur. Peet pakt nog even zijn pet eruit, draait het sleuteltje om en AAAAAARRRRRRGGGGGGHHHHH!!! De autosleutel breekt af in het slot. Shit! Dit is het begin van een tijdrovend drama. Na uren wachten op hulp gaan we met een taxi terug naar ons hotel. We worden weer flink afgezet, maar ach wat moet je anders. Aan het eind van de middag vlijen we ons neer naast het zwembad en nemen een ijskoud biertje.
Trouwens, al verteld dat ze een prachtige tuin hebben? Compleet met reizigerspalmen. Overgewaaid uit Madagaskar?
De zonsondergang is nog mooier dan gisteren en vanaf ons ligbed aan de rand van het zwembad is het makkelijk plaatjes schieten.
Na het diner gaan we vroeg slapen en hopen we dat de auto morgenvroeg zoals beloofd om acht uur voor de deur staat. Met een nieuwe sleutel!