18 November: de jungle in
Van Lima naar de jungle van het
Tambopata National Reserve, is bijna een
hele dag reizen.
Om half zeven staan we op, ontbijten in het hostal en storten ons daarna in de
ochtendspits van Lima. Na een vertraging van twee uur vliegen we via Cusco naar
Puerto Maldonado. Als we daar uitstappen valt de klamme hitte als een deken over ons
heen.
Twee dagen geleden heeft het hier enorm geregend. De weg naar de haven van
Infierno is daarom onbereikbaar. Dus wordt het geen twee uur maar vierenhalf uur stroomopwaarts met de boot naar onze lodge,
Refugio Amazonas. Het is één
van de drie ecolodges van
Rainforest expeditions die deze trip voor ons verzorgd.
De tocht is ook een belevenis op zich. Zeker omdat het al om half zes donker is
en we dan nog twee uur te varen hebben.
Slechts verlicht door de schitterende sterrenhemel stuurt kapitein Angel de boot
met vaste hand door de stroomversnellingen. Wij liggen op onze rug naar de
sterren te kijken.
De Refugio is tien minuten lopen vanaf de rivier door het dichte, vochtige tropische woud. Dat het een mooie lodge is zien we pas de volgende dag.
19 November: Tambopata National Reserve
Inmiddels zijn we aan Jornada, onze tweede gids, toe. De eerste, Luis, mompelde slechts bijna onverstaanbaar Engels. Met Jornada die stukken beter te verstaan is trekken we de jungle in, op weg naar een meertje. Vanwege de modder moeten we wel laarzen aan. Pet op, smeren en dan gaan. Het barst hier van het kleine leven. Hieronder zie je leafeater ants (bladsnijdersmieren). Deze mieren sjouwen de hele dag met blaadjes op hun rug.
Op een ietwat gammele catamaran verkennen we het meertje.
Volop vogels te zien, zoals de familie Hoatzins, de nationale vogel van Guyana. In Suriname noemen ze ze stinkvogels. Deze zijn ruim een halve meter groot.
Onder een overhangende boomtak hangen een aantal kleine vleermuizen.
Drijfnat van het zweet keren we terug naar de lodge. Na het douchen
is er een heerlijke lunch.
In de middag gaan we weer op pad. Eerst een wandeling aan de hand van een
sjamaan door een etnobotanische
tuin met allerlei geneeskrachtige kruiden.
Daarna gaan we naar een fruitteler aan de overkant van de rivier.
We varen rond met dit soort bootjes.
We eten lekker vers fruit bij don Manuel, de teler. Hij verbouwt echt van alles,
ook fruit waarvan we nog nooit hebben gehoord.
Terugvarend naar de lodge roepen onze gidsen naar de kant of Ron er is. Wie of wat is nu weer Ron? Ron blijkt een vriendelijke, ietwat sullig ogende, Capibara te zijn van een dikke vijftig kilo die daar rond loopt. Hij heeft wat weg van een kruising tussen een varken en een otter. We voelen ons met hem wel wat verwant, immers we zweten ook als otters...